1 Koningen 11:2

2 Van die volken, waarvan de HEERE gezegd had tot de kinderen Israels: Gijlieden zult tot hen niet ingaan, en zij zullen tot u niet inkomen; zij zouden zekerlijk uw hart achter hun goden neigen; aan deze hing Salomo met liefde.

1 Koningen 11:2 Meaning and Commentary

1 Kings 11:2

Of the nations concerning which the Lord said unto the
children of Israel, ye shall not go in to them, neither shall they
come in unto you
That is, they should not intermarry with one another; this is to be understood of the last mentioned, the Hittites, who were one of the seven nations this law respected, ( Deuteronomy 7:1 Deuteronomy 7:3 )

for surely they will turn away your heart after their gods;
which is the reason given for the making the above law, and was sadly verified in Solomon:

Solomon clave unto these in love;
he not only took them, but kept them, and expressed a strong affection for them.

1 Koningen 11:2 In-Context

1 En de koning Salomo had veel vreemde vrouwen lief, en dat benevens de dochter van Farao: Moabietische, Ammonietische, Edomietische, Sidonische, Hethietische;
2 Van die volken, waarvan de HEERE gezegd had tot de kinderen Israels: Gijlieden zult tot hen niet ingaan, en zij zullen tot u niet inkomen; zij zouden zekerlijk uw hart achter hun goden neigen; aan deze hing Salomo met liefde.
3 En hij had zevenhonderd vrouwen, vorstinnen, en driehonderd bijwijven; en zijn vrouwen neigden zijn hart.
4 Want het geschiedde in den tijd van Salomo's ouderdom, dat zijn vrouwen zijn hart achter andere goden neigden; dat zijn hart niet volkomen was met den HEERE, zijn God, gelijk het hart van zijn vader David.
5 Want Salomo wandelde Astoreth, den god der Sidoniers, na, en Milchom, het verfoeisel der Ammonieten.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.