1 Koningen 22:31

31 De koning nu van Syrie had geboden aan de oversten der wagenen, van welke hij twee en dertig had, zeggende: Gij zult noch kleinen noch groten bestrijden, maar den koning van Israel alleen.

1 Koningen 22:31 Meaning and Commentary

1 Kings 22:31

But the king of Syria commanded his thirty and two captains
that had the rule over his chariots
This was the number of his kings in the first battle with Israel, and of his captains in the second, ( 1 Kings 20:1 1 Kings 20:24 1 Kings 20:25 ) , and the same number he had now, being very probably not only the number of his chariots, but the division of his army was into so many battalions, under the command of these captains of chariots:

saying, fight neither with small nor great;
of those that belonged to Jehoshaphat:

save only with the king of Israel;
and his men; for it can hardly be thought that his orders were to fight with none, nor kill any in the battle but Ahab personally; though it is very probable he might give them directions to aim at him chiefly, knowing that, if he was killed or taken, his army would flee or surrender; and he might be desirous of getting him into his hands, as he had been in his; and the rather his spite was against him, as he was the mover of the war.

1 Koningen 22:31 In-Context

29 Alzo toog de koning van Israel en Josafat, de koning van Juda, op naar Ramoth in Gilead.

30 En de koning van Israel zeide tot Josafat: Als ik mij versteld heb, zal ik in den strijd komen; maar gij, trek uw klederen aan. Alzo verstelde zich de koning van Israel, en kwam in den strijd.

31 De koning nu van Syrie had geboden aan de oversten der wagenen, van welke hij twee en dertig had, zeggende: Gij zult noch kleinen noch groten bestrijden, maar den koning van Israel alleen.

32 Het geschiedde dan, als de oversten der wagenen Josafat zagen, dat zij zeiden: Gewisselijk, die is de koning van Israel, en zij keerden zich naar hem, om te strijden; maar Josafat riep uit.

33 En het geschiedde, als de oversten der wagenen zagen, dat hij de koning van Israel niet was, dat zij zich van achter hem afkeerden.