11
En Salomo gaf Hiram twintig duizend kor tarwe, tot spijze van zijn huis, en twintig kor gestoten olie; zulks gaf Salomo aan Hiram jaar op jaar.
12
De HEERE dan gaf Salomo wijsheid, gelijk als Hij tot hem gesproken had; en er was vrede tussen Hiram en tussen Salomo, en zij beiden maakten een verbond.
13
En de koning Salomo deed een uitschot opkomen uit gans Israel; en het uitschot was dertig duizend man.
14
En hij zond hen naar den Libanon, tien duizend des maands bij beurten; een maand waren zij op den Libanon; twee maanden elk in zijn huis; en Adoniram was over dit uitschot.
15
Daartoe had Salomo zeventig duizend, die last droegen, en tachtig duizend houwers op het gebergte.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.