1 Samuël 13:7

7 De Hebreen nu gingen over de Jordaan in het land van Gad en Gilead. Toen Saul nog zelf te Gilgal was, zo kwam al het volk bevende achter hem.

1 Samuël 13:7 Meaning and Commentary

1 Samuel 13:7

And some of the Hebrews went over Jordan to the land of Gad and
Gilead
As far off as they could from the Philistines, who lay on the west of the land of Israel, and these countries were to the east. Kimchi observes, that the land of Reuben is not mentioned, which was on the other side Jordan also; because that was nearer to it than what was inhabited by Gad, and the half tribe of Manasseh; and therefore they chose to go further, thinking themselves there safer:

as for Saul, he was yet in Gilgal;
where he stayed till Samuel should come to him, as directed, ( 1 Samuel 10:8 ) to have his advice and counsel:

and all the people followed him trembling;
all that were with him, the army as distinct from the common people; they abode by him, and were at his command, and were ready to go where he should direct them; but with trembling hearts when they saw the pain of the people, fleeing into holes and corners, and considered what a huge host the Philistines were coming upon them with, and Samuel their prophet not with them to encourage and counsel them.

1 Samuël 13:7 In-Context

5 En de Filistijnen werden verzameld om te strijden tegen Israel, dertig duizend wagens, en zes duizend ruiters, en volk in menigte als het zand, dat aan den oever der zee is; en zij togen op, en legerden zich te Michmas, tegen het oosten van Beth-Aven.

6 Toen de mannen van Israel zagen, dat zij in nood waren (want het volk was benauwd), zo verborg zich het volk in de spelonken, en in de doornbossen, en in de steenklippen, en in de vestingen, en in de putten.

7 De Hebreen nu gingen over de Jordaan in het land van Gad en Gilead. Toen Saul nog zelf te Gilgal was, zo kwam al het volk bevende achter hem.

8 En hij vertoefde zeven dagen, tot den tijd, dien Samuel bestemd had. Als Samuel te Gilgal niet opkwam, zo verstrooide het volk van hem.

9 Toen zeide Saul: Brengt tot mij herwaarts een brandoffer, en dankofferen; en hij offerde brandoffer.