1 Samuël 3:8

8 Toen riep de HEERE Samuel wederom, ten derde maal; en hij stond op, en ging tot Eli, en zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Toen verstond Eli, dat de HEERE den jongeling riep.

1 Samuël 3:8 Meaning and Commentary

1 Samuel 3:8

And the Lord called Samuel again the third time
In the same manner he had done before, expressing his name no doubt:

and he arose and went to Eli, and said, here am I, for thou didst call
me;
as if he should say, it must certainly be so, I cannot be mistaken a third time:

and Eli perceived that the Lord had called the child;
he was satisfied now that Samuel must have heard a voice, and he knew there was no man in the tabernacle but himself, and therefore it must be the voice of the Lord out of the most holy place; and he had formerly been acquainted with such voices, and used to them, and now called them to mind; and besides, as Aben Ezra observes, he was the rather confirmed in this, that the Lord called Samuel, because Samuel heard the voice, and not Eli, though Eli lay nearer the most holy place than Samuel did; which showed that this must be the voice of prophecy the Lord makes whom he pleases to hear; and that Eli might be fully persuaded of this, before the matter of the prophecy was delivered to him, Samuel was so often directed to him.

1 Samuël 3:8 In-Context

6 Toen riep de HEERE Samuel wederom; en Samuel stond op; en ging tot Eli, en zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Hij dan zeide: Ik heb u niet geroepen, mijn zoon; keer weder, leg u neder.

7 Doch Samuel kende de HEERE nog niet; en het woord des HEEREN was aan hem nog niet geopenbaard.

8 Toen riep de HEERE Samuel wederom, ten derde maal; en hij stond op, en ging tot Eli, en zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Toen verstond Eli, dat de HEERE den jongeling riep.

9 Daarom zeide Eli tot Samuel: Ga heen, leg u neder, en het zal geschieden, zo Hij u roept, zo zult gij zeggen: Spreek, HEERE, want Uw knecht hoort. Toen ging Samuel heen en legde zich aan zijn plaats.

10 Toen kwam de HEERE, en stelde Zich daar, en riep gelijk de andere malen: Samuel, Samuel! En Samuel zeide: Spreek, want Uw knecht hoort.