2 Samuël 11:1

1 En het geschiedde met de wederkomst van het jaar, ter tijde als de koningen uittrekken, dat David Joab, en zijn knechten met hem, en gans Israel henenzond, dat zij de kinderen Ammons verderven, en Rabba belegeren zouden. Doch David bleef te Jeruzalem.

2 Samuël 11:1 Meaning and Commentary

2 Samuel 11:1

And it came to pass, that after the year was expired
Or at the end of the year, as the Targum, which concluded with the month Adar or February, the spring of the year:

at the time when kings go forth [to battle];
in the month Nisan, as the Targum on ( 1 Chronicles 20:1 ) ; adds, the same with Abib, which was the first month of the year, ( Exodus 12:2 ) ( 13:4 ) , a fit time to go out to war; when, as the Jewish commentators observe, the rains were over, and there were grass in the fields, and fruit on the trees, and corn ripe, and so food for horse and men. This month was called Nisan, as some think ^F4, from (Myon) , the military banners then erected; so by the Romans it is called Martius, and by us March, from Mars, the god of war; though some ^F5 take this to be the month Tisri, answering to part of September, and part of October, when all the fruits of the earth were gathered in, and supposed to be a fit time for war, when the heat of the year was declining:

that David sent Joab, and his servants with him, and all Israel;
his whole army under Joab as general; in ( 1 Chronicles 20:1 ) ; it is "the power of the army"; the whole body of it: and they destroyed the children of Ammon; burnt their cities, and slew the inhabitants of them, and laid their land waste wherever they came:

and besieged Rabbah;
their chief city, called Rabathamana by Polybius {f}, that is, Rabbah of Ammon, and afterwards. Philadelphia, from Philadelphus, king of Egypt, as it was in the times of Jerom ^F7:

but David tarried still at Jerusalem;
which is observed for the sake of the following history; it would have been well for him if he had gone forth with the army himself, then the sin he fell into would have been prevented.

---

FOOTNOTES:

F4 Vid. Bochart. Hierozoic. par. 1. l. 2. c. 50. col. 557.
F5 Weemse of the Judicial Law, c. 28. p. 106.
F6 Hist. l. 5. p. 414.
F7 De loc. Heb. fol. 94. C.

2 Samuël 11:1 In-Context

1 En het geschiedde met de wederkomst van het jaar, ter tijde als de koningen uittrekken, dat David Joab, en zijn knechten met hem, en gans Israel henenzond, dat zij de kinderen Ammons verderven, en Rabba belegeren zouden. Doch David bleef te Jeruzalem.

2 Zo geschiedde het tegen den avondtijd, dat David van zijn leger opstond, en wandelde op het dak van het koningshuis, en zag van het dak een vrouw, zich wassende; deze vrouw nu was zeer schoon van aanzien.

3 En David zond henen, en ondervraagde naar deze vrouw; en men zeide: Is dat niet Bathseba, de dochter van Eliam, de huisvrouw van Uria, den Hethiet?

4 Toen zond David boden henen, en liet haar halen. En als zij tot hem ingekomen was, lag hij bij haar, (zij nu had zich van haar onreinigheid gezuiverd), daarna keerde zij weder naar haar huis.

5 En die vrouw werd zwanger; zo zond zij henen, en liet David weten, en zeide: Ik ben zwanger geworden.