2 Samuël 12:18

18 En het geschiedde op den zevenden dag, dat het kind stierf; en Davids knechten vreesden hem aan te zeggen, dat het kind dood was, want zij zeiden: Ziet, als het kind nog levend was, spraken wij tot hem, maar hij hoorde naar onze stem niet, hoe zullen wij dan tot hem zeggen: Het kind is dood? Want het mocht kwaad doen.

2 Samuël 12:18 Meaning and Commentary

2 Samuel 12:18

And it came to pass on the seventh day, that the child died,
&c.] Not the seventh day from its being taken ill, but from its birth; for it cannot be thought that David should fast seven days:

and the servants of David feared to tell him that the child was dead;
lest he should be overwhelmed with too much sorrow:

for they said, behold, while the child was yet alive, we spake unto
him;
to rise from the ground, and eat food:

and he would not hearken unto our voice;
we could not prevail upon him to do the one nor the other:

how will he then vex himself if we tell him that the child is dead?
or should we acquaint him with it, "he will do mischief" F23 to himself, to his body; he will tear his flesh to pieces, and cut and kill himself; this they were afraid of, observing the distress and agony he was in while it was living, and therefore they concluded these would increase upon hearing of its death.


FOOTNOTES:

F23 (her hvew) (kai poihsei kaka) , Sept. "faciat malum", Pagninus, Montanus; "malum [sibi] inferet", Syr. Ar.

2 Samuël 12:18 In-Context

16 En David zocht God voor dat jongsken; en David vastte een vasten, en ging in, en lag den nacht over op de aarde.
17 Toen maakten zich de oudsten van zijn huis op tot hem, om hem te doen opstaan van de aarde; maar hij wilde niet, en at geen brood met hen.
18 En het geschiedde op den zevenden dag, dat het kind stierf; en Davids knechten vreesden hem aan te zeggen, dat het kind dood was, want zij zeiden: Ziet, als het kind nog levend was, spraken wij tot hem, maar hij hoorde naar onze stem niet, hoe zullen wij dan tot hem zeggen: Het kind is dood? Want het mocht kwaad doen.
19 Maar David zag, dat zijn knechten mompelden; zo merkte David, dat het kind dood was. Dies zeide David tot zijn knechten: Is het kind dood? En zij zeiden: Het is dood.
20 Toen stond David op van de aarde, en wies en zalfde zich, en veranderde zijn kleding, en ging in het huis des HEEREN, en bad aan; daarna kwam hij in zijn huis, en eiste brood; en zij zetten hem brood voor, en hij at.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.