2 Samuël 19:11

11 Toen zond de koning David tot Zadok en tot Abjathar, de priesteren, zeggende: Spreekt tot de oudsten van Juda, zeggende: Waarom zoudt gijlieden de laatsten zijn, om den koning weder te halen in zijn huis? (Want de rede van het ganse Israel was tot den koning gekomen in zijn huis.)

2 Samuël 19:11 Meaning and Commentary

2 Samuel 19:11

And King David sent to Zadok and to Abiathar the priests
Who were at Jerusalem, and in his interest; perhaps by Ahimaaz and Jonathan their sons:

saying, speak unto the elders of Judah;
particularly those that were at Jerusalem, with whom they had an interest:

saying, why are ye the last to bring back the king to his house?
to his palace at Jerusalem, since David was of their tribe, and was first anointed their king: what might make them the more backward to it was their being so deep in the rebellion, which was formed and cherished among them, and brought to the height it was, through their connivance and encouragement, both at Hebron and Jerusalem; and therefore they might fear the resentment of David, and that he would not be easily reconciled unto them:

seeing the speech of all Israel is come to the king, [even] to his
house:
or he has received invitations from all the tribes of Israel to return to his house or palace at Jerusalem; and so this was a part of the message of David to the priests, to be told to the elders as an aggravation of their backwardness, and as an argument to excite them to their duty; though some think these are the words of the historian, to be inserted in a parenthesis, as in our version.

2 Samuël 19:11 In-Context

9 En al het volk, in alle stammen van Israel, was onder zich twistende, zeggende: De koning heeft ons gered van de hand onzer vijanden en hij heeft ons bevrijd van de hand der Filistijnen, en nu is hij uit het land gevlucht voor Absalom;
10 En Absalom, dien wij over ons gezalfd hadden, is in den strijd gestorven; nu dan, waarom zwijgt gijlieden van den koning weder te halen?
11 Toen zond de koning David tot Zadok en tot Abjathar, de priesteren, zeggende: Spreekt tot de oudsten van Juda, zeggende: Waarom zoudt gijlieden de laatsten zijn, om den koning weder te halen in zijn huis? (Want de rede van het ganse Israel was tot den koning gekomen in zijn huis.)
12 Gij zijt mijn broederen; mijn been en mijn vlees zijt gij; waarom zoudt gij dan de laatsten zijn, om den koning weder te halen?
13 En tot Amasa zult gijlieden zeggen: Zijt gij niet mijn been en mijn vlees? God doe mij zo, en doe er zo toe, zo gij niet krijgsoverste zult zijn voor mijn aangezicht, te allen dage, in Joabs plaats.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.