2 Samuël 3:27

27 Als nu Abner weder te Hebron kwam, zo leidde Joab hem ter zijde af in het midden der poort, om in de stilte met hem te spreken; en hij sloeg hem aldaar aan de vijfde, dat hij stierf, om des bloeds wil van zijn broeder Asahel.

2 Samuël 3:27 Meaning and Commentary

2 Samuel 3:27

And when Abner was returned to Hebron
Alone, and not the twenty men with him; not to David's court, but just to the city, to the gate of it:

Joab took him aside in the gate:
where he was waiting for him, and met him; this was a public place, where people were continually passing and repassing, and where courts of judicature used to be held; wherefore Abner might think himself safe here with Joab, and have no suspicion at all of his design, and shows how fearless Joab was of God or men:

to speak with him quietly;
peaceably, in a friendly manner, as all his gestures towards him showed; so that Abner made no difficulty of turning aside with him, supposing he had something to communicate to him from the king, which he had forgot:

and smote him under the fifth [rib], that he died;
in the same place that Abner had smote his brother, of which see ( 2 Samuel 2:23 ) ; and this he did:

for the blood of Asahel his brother;
for Abner's shedding his brother's blood; but this was not the only reason, and perhaps not the chief; but, as Josephus F8 observes, because he was fearful if Abner was received into the friendship of the king, he would be preferred unto him, and take his place as general of the army, as being an older and more experienced officer; so Procopius Gazaeus, and Theodoret.


FOOTNOTES:

F8 Antiqu. l. 7. c. 1. sect. 5.

2 Samuël 3:27 In-Context

25 Gij kent Abner, den zoon van Ner; dat hij gekomen is om u te overreden, en om te weten uw uitgang en uw ingang, ja, om te weten alles, wat gij doet.
26 En Joab ging uit van David, en zond Abner boden na, die hem wederom haalden van den bornput van Sira; maar David wist het niet.
27 Als nu Abner weder te Hebron kwam, zo leidde Joab hem ter zijde af in het midden der poort, om in de stilte met hem te spreken; en hij sloeg hem aldaar aan de vijfde, dat hij stierf, om des bloeds wil van zijn broeder Asahel.
28 Als David dat daarna hoorde, zo zeide hij: Ik ben onschuldig, en mijn koninkrijk, bij den HEERE, tot in eeuwigheid, van het bloed van Abner, den zoon van Ner.
29 Het blijve op het hoofd van Joab, en op het ganse huis zijns vaders; en er worde van het huis van Joab niet afgesneden, die een vloed hebbe, en melaats zij, en zich aan den stok houde, en door het zwaard valle, en broodsgebrek hebbe!
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.