2 Samuël 6:2

2 En David maakte zich op, en ging heen met al het volk, dat bij hem was, van Baalim-Juda, om van daar op te brengen de ark Gods, bij dewelke de Naam wordt aangeroepen, de Naam van den HEERE der heirscharen, Die daarop woont tussen de cherubim.

2 Samuël 6:2 Meaning and Commentary

2 Samuel 6:2

And David arose, and went with all the people that [were] with
him
The thirty thousand chosen men gathered together, and as many else as chose to go:

from Baale of Judah, to bring up from thence the ark of God;
that is, they first went to this place, as in ( 1 Chronicles 13:6 ) ; in order to fetch the ark from thence, as here expressed, and then they came from thence with it; this place is the same that is called Baalah and Kirjathbaal, a city in the tribe of Judah; hence Judah is added to it, and the same with Kirjathjearim, ( Joshua 15:9 Joshua 15:60 ) ; the place where it was brought to when fetched from Bethshemesh, ( 1 Samuel 7:1 ) ; and had been here now near fifty years; nor was it any where else during this time, only once at Gibeah of Saul with him, ( 1 Samuel 14:18 ) ;

whose name he called by the name of the Lord of hosts, that dwelleth
[between] the cherubim;
not the ark, but the Lord, whose is the ark; his name is called by the name of Jehovah, the infinite, incomprehensible, eternal, and immutable Being, the Lord of armies above and below; whose habitation was between the cherubim that overshadowed the mercy seat, which was above the ark; all this is said, not only to express the greatness and majesty of God, but for the honour of the ark, which belonged to him.

2 Samuël 6:2 In-Context

1 Daarna verzamelde David wederom alle uitgelezenen in Israel, dertig duizend.
2 En David maakte zich op, en ging heen met al het volk, dat bij hem was, van Baalim-Juda, om van daar op te brengen de ark Gods, bij dewelke de Naam wordt aangeroepen, de Naam van den HEERE der heirscharen, Die daarop woont tussen de cherubim.
3 En zij voerden de ark Gods op een nieuwen wagen, en haalden ze uit het huis van Abinadab, dat op een heuvel is; en Uza en Ahio, zonen van Abinadab, leidden den nieuwen wagen.
4 Toen zij hem nu uit het huis van Abinadab, dat op den heuvel is, met de ark Gods, wegvoerden, zo ging Ahio voor de ark henen.
5 En David en het ganse huis Israels speelden voor het aangezicht des HEEREN, met allerlei snarenspel van dennenhout, als met harpen, en met luiten, en met trommelen, ook met schellen, en met cimbalen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.