Esther 3:13

13 De brieven nu werden gezonden door de hand der lopers tot al de landschappen des konings, dat men zou verdelgen, doden en verdoen al de Joden, van den jonge tot den oude toe, de kleine kinderen en de vrouwen, op een dag, op den dertienden der twaalfde maand (deze is de maand Adar), en dat men hun buit zou roven.

Esther 3:13 Meaning and Commentary

Esther 3:13

And the letters were sent by post into all the king's
provinces
Or by the runners F24; by which it seems as if these letters were carried by running footmen, men swift of foot; or rather they were running horses, on which men rode post with letters, and which the Persians called Angari; a scheme invented by Cyrus, for the quick dispatch of letters from place to place, by fixing horses and men to ride them at a proper distance, to receive letters one from another, and who rode night and day F25, as our mail men do now; and nothing could be swifter, or done with greater speed; neither snow, nor rain, nor heat, nor night, could stop their course, we are told F26: the purport of these letters was,

to destroy, to kill, and to cause to perish, all Jews, both young and
old, little children and women, in one day, even upon the thirteenth
day of the twelfth month, which is the month Adar;
see ( Esther 3:7 ) . The orders were to destroy, by any means whatsoever, all the Jews, of every age and sex, all in one day, in all the provinces which are here named, that they might be cut off with one blow: and to take the spoil of them for a prey; to be their own booty; which was proposed to engage them in this barbarous work, to encourage them in it to use the greater severity and dispatch.


FOOTNOTES:

F24 (Myurh dyb) "in manu cursorum", Montanus; so the Tigurine version, Drusius, V. L. Junius & Tremellius, Piscator.
F25 Xenophon. Cyropaedia, l. 8. c. 43.
F26 Herodot. Urania, sive, l. 8. c. 98.

Esther 3:13 In-Context

11 En de koning zeide tot Haman: Dat zilver zij u geschonken, ook dat volk, om daarmede te doen, naar dat het goed is in uw ogen.
12 Toen werden de schrijvers des konings geroepen, in de eerste maand, op den dertienden dag derzelve, en er werd geschreven naar alles, wat Haman beval, aan de stadhouders des konings, en aan de landvoogden, die over elk landschap waren, en aan de vorsten van elk volk, elk landschap naar zijn schrift, en elk volk naar zijn spraak; er werd geschreven in den naam van den koning Ahasveros, en het werd met des konings ring verzegeld.
13 De brieven nu werden gezonden door de hand der lopers tot al de landschappen des konings, dat men zou verdelgen, doden en verdoen al de Joden, van den jonge tot den oude toe, de kleine kinderen en de vrouwen, op een dag, op den dertienden der twaalfde maand (deze is de maand Adar), en dat men hun buit zou roven.
14 De inhoud van het schrift was, dat er een wet zou gegeven worden in alle landschappen, openbaar aan alle volken, dat zij tegen denzelfden dag zouden gereed zijn.
15 De lopers gingen uit, voortgedrongen zijnde door het woord des konings, en de wet werd uitgegeven in den burg Susan. En de koning en Haman zaten en dronken, doch de stad Susan was verward.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.