Exodus 4:11

11 En de HEERE zeide tot hem: Wie heeft den mens den mond gemaakt, of wie heeft den stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE?

Exodus 4:11 Meaning and Commentary

Exodus 4:11

And the Lord said unto him, who hath made man's mouth?
&c.] Made that itself, and put in it the power and faculty of speech, even into the mouth of the first man, Adam, as the Targum of Jonathan; and so of every other man, did not the Lord do it? none else could, and therefore he that made it, and made it capable of speaking, could remove any impediments in it, and cause it to speak freely and fluently: or who maketh the dumb, or deaf, or the seeing, or the blind? have not
I, the Lord?
as all the senses, and the perfection of them, are from him, so all the imperfections in them are according to his good pleasure; what he suffers to be, and can remedy when he thinks fit: it is he that gives the seeing eye and hearing ear, can and does make blind and deaf, that gives also the speaking mouth, and makes that dumb, and can open it again as he pleases! and what is it that he cannot do?

Exodus 4:11 In-Context

9 En het zal geschieden, zo zij ook deze twee tekenen niet geloven, noch naar uw stem horen, zo neem van de wateren der rivier, en giet ze op het droge; zo zullen de wateren, die gij uit de rivier zult nemen, diezelve zullen tot bloed worden op het droge.
10 Toen zeide Mozes tot de HEERE: Och Heere! ik ben geen man wel ter tale, noch van gisteren, noch van eergisteren, noch van toen af, toen Gij tot Uw knecht gesproken hebt; want ik ben zwaar van mond, en zwaar van tong.
11 En de HEERE zeide tot hem: Wie heeft den mens den mond gemaakt, of wie heeft den stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE?
12 En nu ga henen, en Ik zal met uw mond zijn, en zal u leren, wat gij spreken zult.
13 Doch hij zeide: Och, Heere! zend toch door de hand desgenen, dien Gij zoudt zenden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.