Exodus 9:30

30 Nochtans u en uw knechten aangaande, weet ik, dat gijlieden voor het aangezicht van den HEERE God nog niet vrezen zult.

Exodus 9:30 Meaning and Commentary

Exodus 9:30

But as for thee, and thy servants
Notwithstanding the confession of sin he had made, and his earnest request that the Lord might be entreated to remove this plague, and though he had been assured it would be removed: I know that ye will not yet fear the Lord God:
they had not feared him yet; the confession of sin made did not arise from the true fear of God, but from a dread of punishment, and when delivered from this plague, the goodness of God would have no such effect as to cause him and his servants to fear the Lord; or "I know, that before ye were afraid of the face of the Lord God" F14, which Kimchi F15 and Ben Melech interpret thus, ``I know that thou and thy servants, before I pray for you, are afraid of the face of the Lord God, but after I have prayed, and the thunders and rain are ceased, ye will sin again;'' and so they did.


FOOTNOTES:

F14 (Nwaryt Mrj) "priusquam timeretis", Tigurine version.
F15 Sepher Shorash, rad. (Mrj) .

Exodus 9:30 In-Context

28 Bidt vuriglijk tot den HEERE (want het is genoeg), dat geen donder Gods noch hagel meer zij; dan zal ik ulieden trekken laten, en gij zult niet langer blijven.
29 Toen zeide Mozes tot hem: Wanneer ik ter stad uitgegaan zal zijn, zo zal ik mijn handen uitbreiden voor den HEERE; de donder zal ophouden, en de hagel zal niet meer zijn; opdat gij weet, dat de aarde des HEEREN is!
30 Nochtans u en uw knechten aangaande, weet ik, dat gijlieden voor het aangezicht van den HEERE God nog niet vrezen zult.
31 Het vlas nu, en de gerst werd geslagen; want de gerst was in de aar, en het vlas was in den halm.
32 Maar de tarwe en de spelt werden niet geslagen; want zij waren bedekt.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.