Ezechiël 14:5

5 Opdat Ik het huis Israels in hun hart grijpe, dewijl zij allen door hun drekgoden van Mij vervreemd zijn.

Ezechiël 14:5 Meaning and Commentary

Ezekiel 14:5

That I may take the house of Israel in their own heart
By which they are ensnared, and drawn aside to their ruin; being given up to strong delusions, to believe a lie, and worship idols; God threatening to answer them by righteous judgments, and thereby take the wickedness, the hypocrisy, and idolatry, that were in their hearts, and expose and make it manifest unto others; or, by punishing them, to draw out the corruption and sin that were in them, that it might be seen what a wicked people they were. The Targum interprets the text in another way,

``that I may bring near the house of Israel, and put repentance into their hearts;''

because they are all estranged from me through their idols;
they grew shy of God and his worship, when they fell into idolatry. Alienation from God, from the life of God, from the law of God, from the worship of God, and of the affections from him, is owing to some idol or another set up in the heart, or before the eye; whatever is worshipped besides God, or gains the ascendant in the heart, alienates from him; and God will not admit of a rival, he cannot and will not bear it; and for this reason he inflicts punishment, or answers in a terrible way.

Ezechiël 14:5 In-Context

3 Mensenkind, deze mannen hebben hun drekgoden in hun hart opgezet, en hebben den aanstoot hunner ongerechtigheid recht voor hun aangezichten gesteld; word Ik dan ernstiglijk van hen gevraagd?

4 Daarom spreek met hen, en zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Een ieder man uit het huis Israels, die de drekgoden in zijn hart opzet, en den aanstoot zijner ongerechtigheid recht voor zijn aangezicht stelt, en komt tot den profeet, Ik, de HEERE zal hem, als hij komt, antwoorden naar de menigte zijner drekgoden;

5 Opdat Ik het huis Israels in hun hart grijpe, dewijl zij allen door hun drekgoden van Mij vervreemd zijn.

6 Daarom zeg tot het huis Israels: Alzo zegt de Heere HEERE: Bekeert u, en keert u af van uw drekgoden, en keert uw aangezichten af van al uw gruwelen.

7 Want ieder man uit het huis Israels, en uit den vreemdeling, die in Israel verkeert, die zich van achter Mij afscheidt, en zet zijn drekgoden op in zijn hart, en stelt den aanstoot zijner ongerechtigheid recht voor zijn aangezicht, en komt tot den profeet, om Mij door hem te vragen; Ik ben de HEERE, hem zal geantwoord worden door Mij;