Ezechiël 31:13

13 Alle vogelen des hemels woonden op zijn omgevallen stam, en alle dieren des velds waren op zijn scheuten;

Ezechiël 31:13 Meaning and Commentary

Ezekiel 31:13

Upon his ruin shall all the fowls of the heaven remain
Or, "on his fall" F19; the fall of this tree: and all the beasts of the field shall be upon his branches as when a tree is cut down, and its lopped off branches and boughs lie here and there, either the birds and beasts that before dwelt in it or under it, though for a while frightened away, return unto it; or others come: the birds come and sit upon the boughs, and pick up what they can find on them; and the beasts browse upon the branches: this may signify that even those people who before put themselves under the protection of this monarch, or sought alliance with him, now preyed upon his dominions; or the Medes and Babylonians, the conquerors, seized on the provinces of the empire, and plundered them of their riches, The Targum understands it literally of the fowls of the heaven, and the beasts of the field, feeding upon the carcasses of the slain; which is no bad sense of the passage; thus,

``upon the fall of his slain all the fowls of heaven have dwelt, and upon the carcasses of his army all the beasts of the field have rested.''

FOOTNOTES:

F19 (wtlpm le) "super prolapse ejus", Cocceius; "super cadivum truncum ejus", Junius & Tremellius.

Ezechiël 31:13 In-Context

11 Daarom gaf Ik hem in de hand van den machtigste der heidenen, dat die hem rechtschapen zou behandelen; Ik dreef hem uit om zijn goddeloosheid.
12 En vreemden, de tirannigste der heidenen, roeiden hem uit en verlieten hem; zijn takken vielen op de bergen en in alle valleien, en zijn scheuten werden verbroken bij alle stromen des lands; en alle volken der aarde gingen af uit zijn schaduw, en verlieten hem.
13 Alle vogelen des hemels woonden op zijn omgevallen stam, en alle dieren des velds waren op zijn scheuten;
14 Opdat zich geen waterrijke bomen verheffen over hun stam, en hun top niet opsteken boven het midden der dichte takken, en geen bomen, die water drinken, op zichzelven staan vanwege hun hoogte; want zij zijn allen overgegeven ter dood, tot het onderste der aarde, in het midden der mensenkinderen, tot degenen, die in den kuil nederdalen.
15 Zo zegt de Heere HEERE: Ten dage, als hij ter helle nederdaalde, maakte Ik een treuren; Ik bedekte om zijnentwil den afgrond, en weerde de stromen van dien, en de grote wateren werden geschut; en Ik maakte den Libanon om zijnentwil zwart, en al het geboomte des velds was om zijnentwil bewonden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.