Ezechiël 38:19

19 Want Ik heb gesproken in Mijn ijver, in het vuur Mijner verbolgenheid: Zo er niet, te dien dage, een groot beven zal zijn in het land Israels!

Ezechiël 38:19 Meaning and Commentary

Ezekiel 38:19

For in my jealousy, and in the fire of my wrath, have I
spoken
Not against his people Israel, but against Gog, who had thought evil against them, and now was about to put it in practice; and therefore in zeal for his own glory, and for the good of his people, and in indignation against his and their enemies, he declares, resolves, and determines: surely in that day there shall be a great shaking in the land of
Israel;
not a consternation among the people of Israel frightened at the armies of Gog, and the terrible appearance they shall make, and the devastations they threaten; but in Gog himself, and his army, through the wrath of God upon them, and the vengeance he will take of them in the land of Israel, they will enter upon to destroy; not but that there may be some dread in the minds of the Jews upon the appearance of so formidable an army in their land: this shaking, according to Jarchi, will be by thunder and lightning. Kimchi understands it of an earthquake, in a literal sense, and compares with it ( Zechariah 14:4 Zechariah 14:5 ) , see also ( Revelation 16:18 ) , which speaks of an earthquake that will be about this time.

Ezechiël 38:19 In-Context

17 Zo zegt de Heere HEERE: Zijt gij die, van welken Ik in verleden dagen gesproken heb, door den dienst Mijner knechten, de profeten Israels, die in die dagen geprofeteerd hebben, jaren lang, dat Ik u tegen hen zou aanbrengen?
18 Maar het zal geschieden te dien dage, ten dage als Gog tegen het land Israels zal aankomen, spreekt de Heere HEERE, dat Mijn grimmigheid in Mijn neus zal opkomen.
19 Want Ik heb gesproken in Mijn ijver, in het vuur Mijner verbolgenheid: Zo er niet, te dien dage, een groot beven zal zijn in het land Israels!
20 Zodat van Mijn aangezicht beven zullen de vissen der zee, en het gevogelte des hemels, en het gedierte des velds, en al het kruipend gedierte, dat op het aardrijk kruipt, en alle mensen, die op den aardbodem zijn; en de bergen zullen nedergeworpen worden, en de steile plaatsen zullen nedervallen, en alle muren zullen ter aarde nedervallen.
21 Want Ik zal het zwaard over hem roepen op al Mijn bergen, spreekt de Heere HEERE; het zwaard van een ieder zal tegen zijn broeder zijn.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.