Genesis 23:17

17 Alzo werd de akker van Efron, die in Machpela was, dat tegenover Mamre lag, de akker en de spelonk, die daarin was, en al het geboomte, dat op den akker stond, dat rondom in zijn ganse landpale was gevestigd,

Genesis 23:17 Meaning and Commentary

Genesis 23:17

And the field of Ephron, which [was] in Machpelah
This clearly shows that Machpelah is the proper name of a place or tract of ground, and not an appellative, or to be rendered the double cave, since a field could never be said to be in a cave: and yet some have been so stupid, as Vatablus observes, as to render the words,

``the field of Ephron, which was in the double cave,''

whereas, on the contrary, the cave was in that field; and so the Vulgate version, to better sense, though not agreeably to the Hebrew text,

``the field of Ephron, in which was the double cave:''

which [was] before Mamre;
or over against it, the place where Abraham dwelt, which was in Hebron, ( Genesis 13:18 ) ( 18:1 ) ; the field, and the cave which [was] therein, and all the trees that
[were] in the field, that [were] in all the borders round about, were
made sure;
or "rose", or "stood up" ^F6. Jarchi thinks the reason of this phrase, or way of speaking, is, because this field, with all belonging to it, came into the hands of a greater person; out of the hands of a private man into the hands of a king; and so Abraham indeed is called by some Heathen writers ^F7; but Aben Ezra and Ben Melech much better interpret it,

``it was confirmed and stood;''

that is, it was ensured to him, and remained with him, even that, and all upon it and in it, throughout the whole circumference of it.

---

FOOTNOTES:

F6 (Mqy) Heb. "surrexit", Munster, Vatablus, Piscator; "stetit", Montanus, Schmidt.
F7 Nicolaus Damascenus apud Euseb. Praepar. l. 9. c. 6. p. 417. Justin. e Trogo, l. 38. c. 2.

Genesis 23:17 In-Context

15 Mijn heer! hoor mij; een land van vierhonderd sikkelen zilvers, wat is dat tussen mij en tussen u? begraaf slechts uw dode.

16 En Abraham luisterde naar Efron; en Abraham woog Efron het geld, waarvan hij gesproken had voor de oren van de zonen Heths, vierhonderd sikkelen zilvers, onder den koopman gangbaar.

17 Alzo werd de akker van Efron, die in Machpela was, dat tegenover Mamre lag, de akker en de spelonk, die daarin was, en al het geboomte, dat op den akker stond, dat rondom in zijn ganse landpale was gevestigd,

18 Aan Abraham tot een bezitting, voor de ogen van de zonen Heths, bij allen, die tot zijn stadspoort ingingen.

19 En daarna begroef Abraham zijn huisvrouw Sara in de spelonk des akkers van Machpela, tegenover Mamre, hetwelk is Hebron, in het land Kanaan