Genesis 24:49

49 Nu dan, zo gijlieden weldadigheid en trouw aan mijn heer doen zult, geeft het mij te kennen; en zo niet, geeft het mij ook te kennen, opdat ik mij ter rechterhand of ter linkerhand wende.

Genesis 24:49 Meaning and Commentary

Genesis 24:49

And now, if you deal kindly and truly with my master, tell
me
The servant directs himself to more than one, to the whole family, especially to Laban and Bethuel; if you will do my master a kindness, and grant him the favour he requests, that a damsel of this family may be given for a wife to his son; and, if you are hearty and sincere in granting this, tell me at once: and if not, tell me:
if you do not choose to gratify my master, and are not hearty in this matter, let me know: that I may turn to the right hand or to the left;
look out elsewhere among the daughters of some of the other sons of Nahor; for he had seven more which Milcah bare to him besides Bethuel, as well as four others by a concubine, ( Genesis 22:20-24 ) ; though some of the Jewish writers


FOOTNOTES:

F15 by "the right hand" understand the daughters of Ishmael, that dwelt to the right, and by "the left [hand]" the daughters of Lot, who were to the left, which is not likely: it seems to be only a proverbial expression, that, if they did not choose to attend to his proposal in his master's name, he must take some other method, as he might be directed; he knew not for the present which way, whether he should steer his course to the right or left, but some way he must take. The Targum of Jonathan paraphrases it,
``to the south or to the north;''
because when a man stands with his face to the east, the south is on his right hand, and the north on his left.
F15 Bereshit Rabba, sect. 60. fol. 53. 1. Jarchi in loc.

Genesis 24:49 In-Context

47 Toen vraagde ik haar, en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide: De dochter van Bethuel, den zoon van Nahor, welken Milka hem gebaard heeft. Zo legde ik het voorhoofdsiersel op haar aangezicht, en de armringen aan haar handen;
48 En ik neigde mijn hoofd, en aanbad de HEERE; en ik loofde den HEERE, den God van mijn heer Abraham, Die mij op den rechten weg geleid had, om de dochter des broeders van mijn heer voor zijn zoon te nemen.
49 Nu dan, zo gijlieden weldadigheid en trouw aan mijn heer doen zult, geeft het mij te kennen; en zo niet, geeft het mij ook te kennen, opdat ik mij ter rechterhand of ter linkerhand wende.
50 Toen antwoordde Laban en Bethuel, en zeiden: Van den HEERE is deze zaak voortgekomen; wij kunnen kwaad noch goed tot u spreken.
51 Zie, Rebekka is voor uw aangezicht; neem haar en trek henen; zij zij de vrouw van den zoon uws heren, gelijk de HEERE gesproken heeft!
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.