Genesis 26:11

11 En Abimelech gebood het ganse volk, zeggende: Zo wie deze man of zijn huisvrouw aanroert, zal voorzeker gedood worden!

Genesis 26:11 Meaning and Commentary

Genesis 26:11

And Abimelech charged all [his] people
All his subjects throughout his kingdom, and particularly the inhabitants of Gerar, and more especially his courtiers and servants about him: saying, he that toucheth this man or his wife;
that does any injury to one either by words or deeds, or behaves immodestly to the other, or attempts to ravish her; this being sometimes used as a modest expression carnal knowledge of a woman; or that does either of them any harm or hurt in any respect whatever: shall surely be put to death;
this severe edict he published, in order to deter his subjects from using them ill, to which they might be provoked by Isaac's dissimulation, and by his evil suspicions of them.

Genesis 26:11 In-Context

9 Toen riep Abimelech Izak, en zeide: Voorwaar, zie, zij is uw huisvrouw! hoe hebt gij dan gezegd: Zij is mijn zuster? En Izak zeide tot hem: Want ik zeide: Dat ik niet misschien om harentwil sterve.
10 En Abimelech zeide: Wat is dit, dat gij ons gedaan hebt? Lichtelijk had een van dit volk bij uw huisvrouw gelegen, zodat gij een schuld over ons zoudt gebracht hebben.
11 En Abimelech gebood het ganse volk, zeggende: Zo wie deze man of zijn huisvrouw aanroert, zal voorzeker gedood worden!
12 En Izak zaaide in datzelve land, en hij vond in datzelve jaar honderd maten; want de HEERE zegende hem.
13 En die man werd groot, ja, hij werd doorgaans groter, totdat hij zeer groot geworden was.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.