Hosea 10:3

3 Want nu zullen zij zeggen: Wij hebben geen koning; want wij hebben den HEERE niet gevreesd; wat zou ons dan een koning doen?

Hosea 10:3 Meaning and Commentary

Hosea 10:3

For now they shall say, we have no king
This they would say, either when they had one; but by their conduct and behaviour said they had none; because they had no regard unto him, no affection for him, and reverence of him; but everyone did what was right in his own eyes: or during the interregnum, between the murder of Pekah, which was in the twentieth year of Jotham, and the settlement of Hoshea, which was in the twelfth of Ahaz; see ( 2 Kings 15:30 ) ( 17:1 ) ; or when the land of Israel was invaded, and their king was shut up in prison, and Samaria besieged, so that it was as if they had no king; they had none to protect and defend them, to sally out at the head of them against the enemy, and fight their battles for them; or rather when the city was taken, the altars broke down, their images spoiled, and they and their king carried captive: because we feared not the Lord:
did not serve and worship him, but idols; and this sin, casting off the fear of the Lord, was the source and cause of all their troubles and sorrows; of the invasion of their land; of the besieging and taking their city, and having no king to rule over them, and protect them: what then should a king do to us?
if they had one, he could be of no service to them; for since they had offended God, the King of kings, and made him their enemy, what could an earthly king, a weak mortal man, do for them, or against him? it was now all over with them, and they could have no expectation of help and deliverance.

Hosea 10:3 In-Context

1 Israel is een uitgeledigde wijnstok, hij brengt weder vrucht voor zich; maar naar de veelheid zijner vrucht heeft hij de altaren vermenigvuldigd; naar de goedheid zijns lands, hebben zij de opgerichte beelden goed gemaakt.
2 Hij heeft hun hart verdeeld, nu zullen zij verwoest worden; Hij zal hun altaren doorhouwen, Hij zal hun opgerichte beelden verstoren.
3 Want nu zullen zij zeggen: Wij hebben geen koning; want wij hebben den HEERE niet gevreesd; wat zou ons dan een koning doen?
4 Zij hebben woorden gesproken, valselijk zwerende in het verbond maken; daarom zal het oordeel als een vergiftig kruid groenen, op de voren der velden.
5 De inwoners van Samaria zullen verschrikt zijn over het kalf van Beth-Aven; want zijn volk zal over hetzelve treuren, mitsgaders zijn Chemarim (die zich over hetzelve verheugden), over zijn heerlijkheid, omdat zij van hetzelve is weggevaren.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.