Jeremia 13:7

7 Zo ging ik naar den Frath, en groef, en nam den gordel van de plaats, alwaar ik dien verstoken had; en ziet, de gordel was verdorven en deugde nergens toe.

Jeremia 13:7 Meaning and Commentary

Jeremiah 13:7

Then I went to Euphrates
In a vision; this is the second journey, of which (See Gill on Jeremiah 13:5), and digged;
the hole, in process of time, being stopped up with soil or sand, that were thrown up over it; this digging was in a visionary way; see ( Ezekiel 8:8 ) : and took the girdle from the place where I had hid it;
which he knew again by some token or another: and, behold, the girdle was marred;
or "corrupted" ^F17; it was become rotten by the washing of the water over it, and its long continuance in such a place: it was profitable for nothing;
it could not be put upon a man's loins, or be wore any more; nor was it fit for any other use, it was so sadly spoiled and so thoroughly rotten. It is in the Hebrew text, "it shall not prosper to all" ^F18 things; that is, not "to anything" ^F19, as many render it.

---

FOOTNOTES:

F17 (txvn) "corruptum erat", Munster, Montanus, Schmidt; "computruerat", Pagninus.
F18 (lkl xluy al) "non proficiet omnibus", Vatablus.
F19 "Non prosperabitur cuiquam", Montanus; "ad ullam rem", Junius & Tremellius, Piscator.

Jeremia 13:7 In-Context

5 Zo ging ik henen, en verstak dien bij den Frath, gelijk als de HEERE mij geboden had.

6 Het geschiedde nu ten einde van vele dagen, dat de HEERE tot mij zeide: Maak u op, ga henen naar den Frath, en neem den gordel van daar, dien Ik u geboden heb aldaar te versteken.

7 Zo ging ik naar den Frath, en groef, en nam den gordel van de plaats, alwaar ik dien verstoken had; en ziet, de gordel was verdorven en deugde nergens toe.

8 Toen geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:

9 Zo zegt de HEERE: Alzo zal Ik verderven de hovaardij van Juda, en die grote hovaardij van Jeruzalem.