Jeremia 9:3

3 En zij spannen hun tong als hun boog tot leugen; zij worden geweldig in het land, doch niet tot waarheid; want zij gaan voort van boosheid tot boosheid, maar Mij kennen zij niet, spreekt de HEERE.

Jeremia 9:3 Meaning and Commentary

Jeremiah 9:3

And they bend their tongues like their bow for lies
Their tongues were like bows, and their lying words like arrows, which they directed against persons to their injury; see ( Psalms 11:2 ) ( 64:3 ) , or, "like their deceitful bow" F16; to which the Targum agrees,

``they teach their tongues words of falsehood, they are like to a deceitful bow.''
Most agreeably to the accents the words may be rendered, "they bend their tongues, their bow is a lie" F17; either deceitful, or carries a lie in it, and shoots one out of it: but they are not valiant for the truth upon the earth;
which a man should do everything for, and nothing against; and which he should earnestly contend for, and not part with or give up at any rate; not only for the truth of doctrine, for faith, as the Targum; for the doctrine of faith, the truth of the Gospel, and as it is in Christ; but for truth between man and man, for veracity, rightness, and integrity: for they proceed from evil to evil; from one sin to another, growing worse and worse, as wicked men and deceivers usually do. Kimchi observes, it may be interpreted, as of evil works, so of the evil of punishment, from one evil of the enemy to another; or this year they are smitten with blasting, another with mildew, or with the locust, and yet they turn not from their evil ways: and they know not me, saith the Lord;
the God of truth, and without iniquity, and who will severely punish for it; they did not serve and worship him as the only Lord God. The Targum is,
``the knowledge of my fear they learned not.''

FOOTNOTES:

F16 (rqv Mtvq) "veluti acum falsum", Munster; "quasi arcum mendacii", V. L.
F17 "Et tetenderunt linguam suam, arcus ipsorum mendacium est", De Dieu; "qui tendunt linguam suam, arcus eorum est mendacium", Schmidt. Approved by Reinbeck. De Accent. Heb. p. 437.

Jeremia 9:3 In-Context

1 Och, dat mijn hoofd water ware, en mijn oog een springader van tranen! zo zou ik dag en nacht bewenen de verslagenen van de dochter mijns volks.
2 Och, dat ik in de woestijn een herberg der wandelaars had, zo zou ik mijn volk verlaten, en van hen trekken; want zij zijn allen overspelers, een trouweloze hoop.
3 En zij spannen hun tong als hun boog tot leugen; zij worden geweldig in het land, doch niet tot waarheid; want zij gaan voort van boosheid tot boosheid, maar Mij kennen zij niet, spreekt de HEERE.
4 Wacht u, een iegelijk van zijn vriend, en vertrouwt niet op enigen broeder; want elk broeder doet niet dan bedriegen, en elk vriend wandelt in achterklap.
5 En zij handelen bedriegelijk, een ieder met zijn vriend, en spreken de waarheid niet; zij leren hun tong leugen spreken, zij maken zich moede met verkeerdelijk te handelen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.