Jesaja 48:19

19 Ook zou uw zaad geweest zijn als het zand, en die uit uw ingewanden voortkomen als deszelfs steentjes; wiens naam niet zou worden afgehouwen, noch verdelgd van voor Mijn aangezicht.

Jesaja 48:19 Meaning and Commentary

Isaiah 48:19

Thy seed had also been as the sand
Upon the sea shore, as numerous as that, as was promised to Abraham, ( Genesis 22:17 ) : and the offspring of thy bowels as the gravel thereof;
that is, of the sand; the little stones that are in it, which lie in great numbers on the sea shore; the same thing expressed in different words, denoting the number of their posterity, as it would have been, had they received the Messiah, his doctrines and ordinances: it may be rendered, "and the offspring", or "those that go out of thy bowels", that spring from thee, are born of thee, "as the bowels thereof" F17, that is, of the sea; as what is within it, particularly the fishes of it, which are innumerable; and so Aben Ezra and Jarchi interpret it; and which sense is mentioned by Kimchi and Ben Melech: his name should not have been cut off nor destroyed from before me:
the name of Israel, as the Targum has it; the name of the people of the Jews is no more in the land where they dwelt; they are cut off as a nation; their city and temple are destroyed, where they appear no more before the Lord; which would not have been, had they hearkened to the Messiah, embraced his truths, and been obedient to his commands.


FOOTNOTES:

F17 (wytemk) "sicut viscera ejus", Montanus; "interiora maris"; Munster.

Jesaja 48:19 In-Context

17 Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige Israels: Ik ben de HEERE, uw God, Die u leert, wat nut is, Die u leidt op den weg, dien gij gaan moet.
18 Och, dat gij naar Mijn geboden geluisterd hadt! zo zou uw vrede geweest zijn als een rivier, en uw gerechtigheid als de golven der zee.
19 Ook zou uw zaad geweest zijn als het zand, en die uit uw ingewanden voortkomen als deszelfs steentjes; wiens naam niet zou worden afgehouwen, noch verdelgd van voor Mijn aangezicht.
20 Gaat uit van Babel, vliedt van de Chaldeen, verkondigt met de stemme des gejuichs, doet zulks horen, brengt het uit tot aan het einde der aarde, zegt: De HEERE heeft Zijn knecht Jakob verlost!
21 En: Zij hadden geen dorst, toen Hij hen leidde door de woeste plaatsen; Hij deed hun water uit den rotssteen vlieten; als Hij den rotssteen kliefde, zo vloeiden de wateren daarhenen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.