Jesaja 8:7

7 Daarom ziet, zo zal de Heere over hen doen opkomen die sterke en geweldige wateren der rivier, den koning van Assyrie en al zijn heerlijkheid; en hij zal opkomen over al zijn stromen, en gaan over al zijn oevers;

Jesaja 8:7 Meaning and Commentary

Isaiah 8:7

Now therefore the Lord bringeth up upon them the waters of
the river, strong and many
Alluding to the river Euphrates, which ran by Babylon, which was a large river, full of water, and had a rapid torrent, and so is opposed to Shiloah and its waters; and these waters are explained as follows: [even] the king of Assyria, and all his glory;
his army, which was his glory, in which he gloried, and by which he got himself honour and glory. It is usual for mighty kings, kingdoms, and armies, to be signified by such waters, for their multitude and strength; see ( Revelation 17:1 Revelation 17:15 ) : and he shall come up over all his channels, and go over all his
banks;
that is, either of the land of Ephraim or Israel, and overflow the borders thereof, run over all the whole land, and possess its fortified towns and cities. The Targum is,

``therefore behold the Lord shall bring, and cause to ascend upon them, the army of the people, who are many, as the waters of a river, strong and mighty, the king of Assyria, and his army; and he shall come up upon all his rivers, and shall go upon all his banks;''

or rather "its own" ^F18 channels and banks, as it may be rendered; and so denotes, that the king of Assyria, and his army, should pass the Euphrates, and come out of their own land, and subdue the adjacent kingdoms and territories, and particularly the land of Judah, as follows.

---

FOOTNOTES:

F18 (wytwdg-wyqypa lk) "omnes alvcos suos----ripas suas", Junius & Tremellius, Piscator, Cocceius.

Jesaja 8:7 In-Context

5 En de HEERE sprak nog verder tot mij, zeggende:

6 Dewijl dit volk veracht de wateren van Siloa, die zachtjes gaan, en er vreugde is bij Rezin en den zoon van Remalia;

7 Daarom ziet, zo zal de Heere over hen doen opkomen die sterke en geweldige wateren der rivier, den koning van Assyrie en al zijn heerlijkheid; en hij zal opkomen over al zijn stromen, en gaan over al zijn oevers;

8 En hij zal doortrekken in Juda, hij zal het overstromen, en er doorgaan, hij zal tot aan den hals reiken; en de uitstrekkingen zijner vleugelen zullen vervullen de breedte uws lands, o Immanuel!

9 Vergezelt u te zamen, gij volken! doch wordt verbroken; en neemt ter ore, allen gij, die in verre landen zijt, omgordt u, doch wordt verbroken; omgordt u, doch wordt verbroken!