Leviticus 11:33

33 En alle aarden vat, waarin iets van dezelve zal gevallen zijn, al wat daarin is, zal onrein zijn, en gij zult dat breken.

Leviticus 11:33 Meaning and Commentary

Leviticus 11:33

And every earthen vessel, whereinto [any] of them falleth,
&c.] Any of the above eight reptiles, should they by chance fall into the midst an earthen vessel:

whatsoever [is] in it shall be unclean;
if it only by falling touched the outside of it, it was not unclean; but if it fell into it, then whatever was contained in it was unclean; for, as Jarchi says, an earthen vessel does not pollute or receive pollution, but from the air of it ^F21, from its inside:

and ye shall break it;
other vessels might be put into water and rinsed, and so be cleansed, but earthen vessels, being of no great value, were to be broken in pieces: an emblem this, as Ainsworth suggests, of the dissolution of our bodies, which are as earthen vessels, and of the destruction of sin thereby, and of the entire removal of it by death.

---

FOOTNOTES:

F21 Vid. Misn. Celaim, c. 2. sect. 1. & Maimon. & Bartenora in ib.

Leviticus 11:33 In-Context

31 Die zullen u onrein zijn onder alle kruipend gedierte; zo wie die zal aangeroerd hebben, als zij dood zijn, zal onrein zijn tot aan den avond.

32 Daartoe al hetgeen, waarop iets van dezelve vallen zal, als zij dood zijn, zal onrein zijn, hetzij van alle houten vat, of kleed, of vel, of zak, of alle vat, waarmede werk gedaan wordt; het zal in het water gestoken worden, en onrein zijn tot aan den avond; daarna zal het rein zijn.

33 En alle aarden vat, waarin iets van dezelve zal gevallen zijn, al wat daarin is, zal onrein zijn, en gij zult dat breken.

34 Van alle spijze, die men eet, waarop het water zal gekomen zijn, die zal onrein zijn; en alle drank, die men drinkt, zal in alle vat onrein zijn.

35 En waarop iets van hun dood aas zal vallen, zal onrein zijn; de oven en de aarden pan zal verbroken worden; zij zijn onrein, daarom zullen zij u onrein zijn.