Leviticus 13:49

49 En die plaag aan het kleed, of aan het vel, of aan den scheerdraad, of aan den inslag, of aan enig vellentuig, groenachtig of roodachtig is; het is de plaag der melaatsheid; daarom zal zij den priester vertoond worden.

Leviticus 13:49 Meaning and Commentary

Leviticus 13:49

And if the plague be greenish or reddish the garment, or in
the skin
Either of these two colours were signs of leprosy in garments; but it is not agreed whether stronger or weaker colours are designed; the radicals of both these words being doubled, according to some, and particularly Aben Ezra, lessen the sense of them; and so our translators understand it; but, according to Ben Gersom, the signification is increased thereby, and the meaning is, if it be exceeding green or exceeding red; and this is evidently the sense of the Misnah F16; garments are defiled by green in greens, and by red in reds, that is, by the greenest and reddest; the green, the commentators say F17, is like that of the wings of peacocks and leaves of palm trees, and the red like crimson or scarlet; and now these garments or skins, in which the green or red spots appeared, must be white, and not coloured or dyed: the canon runs thus F18; skins and garments dyed are not defiled with plagues (of leprosy); a garment whose warp is dyed, and its woof white, or its woof dyed, and its warp white, all goes according to the sight; that is, according to what colour to the eye most prevails, whether white or dyed:

either in the warp or in the woof, or in anything of the skin;
the same held good of these as of a garment, or anything else made of them:

it [is] a plague of leprosy;
it has the signs of one, and gives great suspicion that it is one:

and shall be shewed unto the priest;
by the person in whose possession it is, that it may be examined and judged of whether it is a leprosy or no.


FOOTNOTES:

F16 Misn. Negaim, c. 11. sect. 4.
F17 Maimon. & Bartenora in Misn. Edaiot, c. 7. sect. 8.
F18 Misn. ut supra, (c.11.) sect. 3, 4.

Leviticus 13:49 In-Context

47 Verder als aan een kleed de plaag der melaatsheid zal zijn, aan een wollen kleed, of aan een linnen kleed,
48 Of aan den scheerdraad, of aan den inslag van linnen, of van wol, of aan vel, of aan enig vellenwerk;
49 En die plaag aan het kleed, of aan het vel, of aan den scheerdraad, of aan den inslag, of aan enig vellentuig, groenachtig of roodachtig is; het is de plaag der melaatsheid; daarom zal zij den priester vertoond worden.
50 En de priester zal de plaag bezien; en hij zal hetgeen de plaag heeft, zeven dagen doen opsluiten.
51 Daarna zal hij op den zevenden dag de plaag bezien; zo de plaag uitgespreid is aan het kleed, of aan den scheerdraad, of aan den inslag, of aan het vel, tot wat werk dat vel zou mogen gemaakt zijn, die plaag is een knagende melaatsheid, het is onrein.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.