Nehemia 13:19

19 Het geschiedde nu, als de poorten van Jeruzalem schaduw gaven, voor den sabbat, dat ik bevel gaf, en de deuren werden gesloten; en ik beval, dat zij ze niet zouden opendoen tot na den sabbat; en ik stelde van mijn jongens aan de poorten, opdat er geen last zou inkomen op den sabbatdag.

Nehemia 13:19 Meaning and Commentary

Nehemiah 13:19

And it came to pass, that when the gates of Jerusalem began to
be dark before the sabbath
Or "were shaded" F7; that is, as Jarchi interprets it, when the shadows of the eve of the sabbath were stretched out upon the gates; the sabbath did not begin till sun setting, and the stars appeared; but before that, as the sun was declining, the shadows through the houses in Jerusalem, and mountains about it, spread themselves over the gates: and when it was near dusk, and as soon as it was so,

I commanded that the gates should be shut, and charged that they should
not be opened till after the sabbath;
until sun setting the next day:

and some of my servants set I at the gates, that there should be burden
brought in on the sabbath day;
the porters being not to be trusted, being liable to be bribed and corrupted, which he knew his servants were not; and therefore, since it might be necessary on a few occasions to open the gates to let some persons in and out, and especially such who dwelt near, and came to worship, he placed his servants there, to take care that none were admitted that had any burdens upon them.


FOOTNOTES:

F7 (wllu) "obumbratae", Pagninus, Montanus; "obumbrarentur", Junius & Tremellius, Piscator, Rambachius; "incidentibus umbris", Tigurine version.

Nehemia 13:19 In-Context

17 Zo twistte ik met de edelen van Juda, en zeide tot hen: Wat voor een boos ding is dit, dat gijlieden doet, en ontheiligt den sabbatdag?
18 Deden niet uw vaders alzo, en onze God bracht al dit kwaad over ons en over deze stad? En gijlieden maakt de hittige gramschap nog meer over Israel, ontheiligende den sabbat.
19 Het geschiedde nu, als de poorten van Jeruzalem schaduw gaven, voor den sabbat, dat ik bevel gaf, en de deuren werden gesloten; en ik beval, dat zij ze niet zouden opendoen tot na den sabbat; en ik stelde van mijn jongens aan de poorten, opdat er geen last zou inkomen op den sabbatdag.
20 Toen vernachtten de kramers, en de verkopers van alle koopwaren, buiten voor Jeruzalem, eens of tweemaal.
21 Zo betuigde ik tegen hen, en zeide tot hen: Waarom vernacht gijlieden tegenover den muur? Zo gij het weder doet, zal ik de hand aan u slaan. Van dien tijd af kwamen zij niet op den sabbat.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.