Numberi 11:10

10 Toen hoorde Mozes het volk wenen door hun huisgezinnen, een ieder aan de deur zijner hut; en de toorn des HEEREN ontstak zeer; ook was het kwaad in de ogen van Mozes.

Numberi 11:10 Meaning and Commentary

Numbers 11:10

Then Moses heard the people weep throughout their families,
&c.] So general was their lusting after flesh, and their discontent for want of it; and so great their distress and uneasiness about it, that they wept and cried for it, and so loud and clamorous, that Moses heard the noise and outcry they made:

every man in the door of his tent:
openly and publicly, were not ashamed of their evil and unbecoming behaviour, and in order to excite and encourage the like temper and disposition in others; though it may have respect, as some have observed, to the door of the tent of Moses, about which they gathered and mutinied; and which better accounts for his hearing the general cry they made; and so in an ancient writing of the Jews it is said F12, they were waiting for Moses until he came out at the door of the school; and they were sitting and murmuring:

and the anger of the Lord was kindled greatly;
because of their ingratitude to him, their contempt of the manna he had provided for them, and their hankering after their poor fare in Egypt, and for which they had endured so much hardship and ill usage, and for the noise and clamour they now made:

Moses also was displeased;
with the people on the same account, and with the Lord also for laying and continuing so great a burden upon him, as the care of this people, which appears by what follows.


FOOTNOTES:

F12 Siphri apud Yalkut in loc.

Numberi 11:10 In-Context

8 Het volk liep hier en daar, en verzamelde het, en maalde het met molens, of stiet het in mortieren, en zood het in potten, en maakte daarvan koeken; en zijn smaak was als de smaak van de beste vochtigheid der olie.
9 En wanneer de dauw des nachts op het leger nederviel, viel het Man op hetzelve neder.
10 Toen hoorde Mozes het volk wenen door hun huisgezinnen, een ieder aan de deur zijner hut; en de toorn des HEEREN ontstak zeer; ook was het kwaad in de ogen van Mozes.
11 En Mozes zeide tot de HEERE: Waarom hebt Gij aan Uw knecht kwalijk gedaan, en waarom heb ik geen genade in Uw ogen gevonden, dat Gij den last van dit ganse volk op mij legt?
12 Heb ik dan al dit volk ontvangen? heb ik het gebaard? dat Gij tot mij zoudt zeggen: Draag het in uw schoot, gelijk als een voedstervader den zuigeling draagt, tot dat land, hetwelk Gij hun vaderen gezworen hebt?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.