Numberi 11:33

33 Dat vlees was nog tussen hun tanden, eer het gekauwd was, zo ontstak de toorn des HEEREN tegen het volk, en de HEERE sloeg het volk met een zeer grote plaag.

Numberi 11:33 Meaning and Commentary

Numbers 11:33

And while the flesh [was] yet between their teeth
When they had just got it into their mouths, and were about to bite it: ere it was chewed;
or "cut off"; or cut into pieces by the "incisores", or fore teeth, and then ground by the "molares", or grinders, and so became fit to be swallowed. Both quails and locusts were eaten as food; the former is a fat and delicious fowl, and the latter, some sorts of them, at least, were allowed clean food for the Jews, and were fed on by many people: the wrath of the Lord was kindled against the people;
for their lusting after flesh, and despising the manna: and the Lord smote the people with a very great plague;
the pestilence, as Aben Ezra; or with fire, as Bochart ^F5, who gives the following reasons why the people were so severely punished now, and not before, when they murmured on a like account; because their sin's were greater, and more aggravated, they falling again into the same sin which had been forgiven them; and besides, they were before pressed with famine, now they had a plenty of manna every day; and also were better instructed, having received the law, which was not yet given when they were just come out of Egypt. Sulpitius ^F6 the historian says, 23,000 perished at this time.

---

FOOTNOTES:

F5 Ut supra, (Hierozoic. par. 2. l. 1. c. 15.) col. 109.

Numberi 11:33 In-Context

31 Toen voer een wind uit van den HEERE, en raapte kwakkelen van de zee, en strooide ze bij het leger, omtrent een dagreize, en omtrent een dagreize derwaarts, rondom het leger; en zij waren omtrent twee ellen boven de aarde.

32 Toen maakte zich het volk op, dien gehelen dag, en dien gansen nacht, en den gansen anderen dag, en verzamelden de kwakkelen; die het minst had, had tien homers verzameld; en zij spreidden ze voor zich van elkander rondom het leger.

33 Dat vlees was nog tussen hun tanden, eer het gekauwd was, zo ontstak de toorn des HEEREN tegen het volk, en de HEERE sloeg het volk met een zeer grote plaag.

34 Daarom heet men den naam derzelver plaats Kibroth Thaava; want daar begroeven zij het volk, dat belust was geweest.

35 Van Kibroth Thaava verreisde het volk naar Hazeroth; en zij bleven in Hazeroth.