Jesaja 42:10-25

10 Zingt den HEERE een nieuw lied, Zijn lof van het einde der aarde; gij, die ter zee vaart, en al wat daarin is, gij eilanden en hun inwoners.
11 Laat de woestijn en haar steden de stem verheffen, met de dorpen, die Kedar bewoont; laat hen juichen, die in de rotsstenen wonen, en van den top der bergen af schreeuwen.
12 Laat ze den HEERE de eer geven, en Zijn lof in de eilanden verkondigen.
13 De HEERE zal uittrekken als een held; Hij zal den ijver opwekken als een krijgsman; Hij zal juichen, ja, Hij zal een groot getier maken; Hij zal Zijn vijanden overweldigen.
14 Ik heb van ouds gezwegen, Ik heb Mij stil gehouden en Mij ingehouden; Ik zal uitschreeuwen, als een, die baart, Ik zal ze verwoesten, en te zamen opslokken.
15 Ik zal bergen en heuvelen woest maken, en al hun gras zal Ik doen verdorren; en Ik zal de rivieren tot eilanden maken, en de poelen uitdrogen.
16 En Ik zal de blinden leiden door den weg, dien zij niet geweten hebben, Ik zal ze doen treden door de paden, die zij niet geweten hebben; Ik zal de duisternis voor hun aangezicht ten licht maken, en het kromme tot recht; deze dingen zal Ik hun doen, en Ik zal hen niet verlaten.
17 Maar die zich op gesneden beelden verlaten, die tot de gegoten beelden zeggen: Gij zijt onze goden; die zullen achterwaarts keren, en met schaamte beschaamd worden.
18 Hoort, gij doven! en schouwt aan, gij blinden! om te zien.
19 Wie is er blind als Mijn knecht, en doof, gelijk Mijn bode, dien Ik zende? Wie is blind, gelijk de volmaakte, en blind, gelijk de knecht des HEEREN?
20 Gij ziet wel veel dingen, maar gij bewaart ze niet; of schoon hij de oren opendoet, zo hoort hij toch niet.
21 De HEERE had lust aan hem, om Zijner gerechtigheid wil; Hij maakte hem groot door de wet, en Hij maakte hem heerlijk.
22 Maar nu is het een beroofd en geplunderd volk; zij zijn allen verstrikt in de holen, en verstoken in de gevangenhuizen; zij zijn tot een roof geworden, en er is niemand, die ze redt; tot een plundering, en niemand zegt: Geeft ze weder.
23 Wie onder ulieden neemt zulks ter oren? Wie merkt op en hoort, wat hierna zijn zal?
24 Wie heeft Jakob tot een plundering overgegeven, en Israel den rovers? Is het niet de HEERE, Hij, tegen Wien wij gezondigd hebben? Want zij wilden niet wandelen in Zijn wegen, en zij hoorden niet naar Zijn wet.
25 Daarom heeft Hij over hen uitgestort de grimmigheid Zijns toorns en de macht des oorlogs; en Hij heeft ze rondom in vlam gezet, doch zij merken het niet; en Hij heeft ze in brand gestoken, doch zij nemen het niet ter harte.

Jesaja 42:10-25 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO ISAIAH 42

This chapter begins with a prophecy concerning the Messiah, under the character of the servant of the Lord, and his elect, whom he supported, and was well pleased with; whose work is pointed at, and for which he was well qualified with the Spirit without measure, Isa 42:1 and is described by his humility and meekness, Isa 42:2, by his tenderness to weak and ignorant persons, Isa 42:3 and by his courage and resolution, Isa 42:4 then follow his call to his work, and the several parts of it, introduced with setting forth the greatness of God that called him, as the Creator of the heavens and of the earth, and of men upon it, Isa 42:5-7, whose name is Jehovah, and whose glory is incommunicable to a creature, and whose knowledge reaches to future things, which are predicted by him, Isa 42:8,9, and then Gentiles are called upon to praise the Lord, and give glory to him, partly for the above promises concerning the Messiah, Isa 42:10-12, and partly for the destruction of his enemies, Isa 42:13-15, and also for his gracious regard to such who had been blind and ignorant, Isa 42:16, the confusion of idolaters is prophesied of, and an exhortation is given them to make use of the means of light and knowledge, Isa 42:17,18, and the blindness, ignorance, and stupidity of the Jews, are exposed, though there was a remnant among them with whom the Lord was well pleased, for the sake of the righteousness of his Son, Isa 42:19-21, but as for the body of the people, they were to be given up to the spoilers and robbers for their sins and disobedience, and be the butt of the divine wrath and vengeance, Isa 42:22-24.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.